Tussen het jaar nul en heden evolueerde het Europese statensysteem driemaal. Anno 2022 kondigt een vierde fase zich aan. Over die fase gaat het boek. Om de ernst daarvan goed te kunnen begrijpen moet men het karakter van de drie voorgaande kennen. Tot in de 17e eeuw was er het Europa van elkaar bevechtende stammen en edellieden. Sommigen waren koning, anderen graven of hertogen. Op diverse plekken heersten opstanden, waaronder die van de Nederlanden onder leiding van Willem van Oranje tegen de Spaanse koning. Met zijn verbondenheid aan het Heilige Roomse Rijk – een politiek verband van wereldlijke en religieuze leiders in centraal Europa, niet vies van tientallen jaren oorlog voeren – was zelfs de Paus van Rome bij dat geweld betrokken. Die fase van het Europese statensysteem verliep langzaam na de Vrede van Westfalen in 1648. Men ging landen maken, met grenzen. Inwoners waren niet langer onderhorigen van een edelman of inwoner van een stad, maar werden burgers van een staat. Deze tweede fase is de geboorte van Europese natiestaten. Volgens afspraken in Westfalen waren die staten soeverein. In die zin dat geen land het recht had een ander land aan te vallen en over te nemen. De werkelijkheid was anders. Oorlogen gingen gewoon door. De ene nog gruwelijker dan de andere. Tot en met de Tweede Wereldoorlog. Na het geweld van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) was er eerst nog een poging om met het smeden van een Volkerenverbond oorlogen voor goed uit te sluiten. Maar die was te zwak om de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) te voorkomen. In essentie gaat het boek The Making of the Constitution for ‘The Federated States of Europe’ over het juridische karakter van die zwakte en dat die alleen kan worden overwonnen door nooit meer met grootschalige verdragen te werken en te kiezen voor een federaal staatsverband in Europa. De Volkerenbond (de League of Nations) was gebaseerd op een verdrag. Verdragen zijn goede instrumenten als twee of hooguit drie staten willen samenwerken om één belang te bewaren en te bewaken. Bijvoorbeeld het verdrag waarmee België en Nederland zich verplichten om de Westerschelde bevaarbaar te houden voor grote schepen die naar Antwerpen moeten. En tegelijk ook voor het beschermen van de natuurhistorische waarden in en rond de Westerschelde. Maar met tientallen landen op basis van een verdrag wereldvrede willen realiseren is een recept voor mislukking. Vooral omdat dit Verdrag van Versailles (1919) het verslagen Duitsland tot op het bot vernederde en naar een economische afgrond voerde. Aldus werd het pad voor Hitler geplaveid. Na de Tweede Wereldoorlog begon de derde fase van het Europese statensysteem. Eerst ontstond in 1945 de Verenigde Naties. Een organisatie op basis van een stelsel van verdragen waarmee elk van de 193 lidstaten[1] van de VN de hand kan lichten zonder bang te hoeven zijn krachtens Artikel 6 van het VN Charter uit de VN te worden gestoten. De manier waarop Rusland straffeloos doorgaat met het pikken van andermans land is het meest recente voorbeeld van de structurele zwakte van werken met verdragen, inclusief vetorechten voor degenen die de leiding van die verdragen hebben. De Romeinen kenden dit probleem al. Vandaar hun gezegde: pacta servanda sund; verdragen moeten worden nageleefd. Welnu, dat gebeurt alleen als het nakomen van verdragsrechtelijke plichten niet de belangen van een lidstaat bedreigt. Als dat wel als bedreiging wordt gevoeld gaan de hakken in het zand. Verdragen zijn op die manier speelgoed van bestuurders. Zij werken graag met verdragen omdat ze op die manier kunnen vermijden politieke verantwoording af te leggen aan een volksvertegenwoordiging. Het is namelijk een eigenschap van verdragen dat volksvertegenwoordigingen weliswaar een rol kunnen spelen bij het sluiten daarvan, maar daarna geen, of sterk verzwakte, bevoegdheden hebben om integrale politieke verantwoordelijkheid van de bestuurders te mogen verlangen. Verdragen die met top-down directieven de gedragsalternatieven van burgers bepalen zijn per definitie ondemocratische instrumenten. Dit gegeven heeft vanaf het ontstaan van grootschalige samenwerking tussen landen van Europa – begonnen in 1951 met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal – de zwakte van het verdragsrechtelijke, intergouvernementele samenwerken gekenmerkt. De Europese Unie heeft gaandeweg het karakter van steeds scherpere antagonistische samenwerking gekregen. Een land, het Verenigd Koninkrijk, stapte op. Andere landen komen verdragsverplichtingen niet na en dreigen ook op te stappen als ze hun zin niet krijgen. Het gezag van het Hof van Justitie wordt door enkele lidstaten betwist. Niet alleen door Polen en Hongarije, maar zelfs door Duitsland. De Europese Commissie is door verenigingen van rechters aangeklaagd omdat zij politieke belangen de voorkeur geeft boven het naleven van verdragsrechtelijke plichten. De niet door het volk gekozen Europese Raad van regeringsleiders en staatshoofden kan top-down elke beslissing nemen die hij nuttig acht, opereert met een indirect vetostelsel dat besluitvorming op basis van koehandel veroorzaakt en legt geen integrale politieke verantwoording af. De huidige situatie binnen de EU – maar ook extern in geopolitiek verband – heeft het kenmerk van een identiteitscrisis. Dat is de laatste levensfase van een systeem voordat het omvalt. Een organisatie arriveert in een identiteitscrisis als zij meer energie verbruikt dan opslaat om te overleven en te vernieuwen. De Europese Unie verkeert in een staat van (zelf veroorzaakte) entropie, een staat van verval en wanorde. Dat dit door sommige EU-topfunctionarissen[2] wordt herkend en erkend blijkt uit het feit dat zij openlijk durven te verklaren dat Europa een federale staat moet worden. Zij beginnen te begrijpen dat de EU na zo’n zeventig jaar aan het einde van haar politieke levenscyclus is, op sterven na dood en dus dus nu moet vernieuwen door de vorm van een federaal Europa aan te nemen. Welnu, die vernieuwing] is de vierde fase in het natuurlijke proces van de evolutie van het Europese statensysteem. Maar …. hoe verstandig die openlijke wens voor een federaal Europa ook is, er kleeft één fundamentele fout aan: ze bepleiten de overgang van de verdragsrechtelijke Europese Unie naar een – eveneens – verdragsrechtelijke federatie. Dat is onzin. Een federatie is alleen een federatie als haar juridische fundament een constitutie is. Dus voorzien van alle voorwaarden die nodig zijn om democratische en effectief te kunnen functioneren. Een beknopte constitutie die de soevereiniteit van de lidstaten van de federatie bewaart, en met de compositie van een federaal orgaan een kleine, limitatieve reeks gemeenschappelijke Europese (niet nationale) belangen verzorgt. Hoe zo’n beknopte constitutie eruitziet en op welke overwegingen zij is gebaseerd vindt u in het boek: The making of the Consitution for ‘The Federated States of Europe’. Zij is ontworpen door de Citizens’ Convention van de Federal Alliance of European Federalists (FAEF). Zij wordt aangeboden aan het volk van Europa als basis voor de vierde fase van het Europese statensysteem als de Europese Unie omvalt en een federaal Europa kan voorkomen dat een bestuurlijk vacuüm zal worden op gevuld door autocraten. Die op hun beurt doorgaan met natiestatelijk oorlog voeren. Het lanceren van dit boek is Plan A van de Federal Alliance of European Federalists (FAEF). Het boek schetst ook het daarna volgende Plan B: namelijk het gedachtegoed van dit boek delen met het volk van Europa zodat het de constitutie kan ratificeren. Het is een constitutie van, door en voor het volk op grond van het adagium: ‘All sovereignty rests with the people’. Gevolgd door Plan C: de ratificatie van de constitutie door de parlementen van die volken die zich onder Plan B gevoegd hebben bij het proces van ratificatie. Daarmee ontstaat dan The Federated States of Europe. Dr. Leo Klinkers President Federal Alliance of European Federalists (FAEF)
[1] Anno 2022 kent de wereld 27 federale staten die samen iets meer dan 42% van de wereldbevolking huisvesten.
[2] Onder meer door Bondskanselier Olaf Scholz en Premier Mario Draghi.
Comments